Lichttechnische waarden voor verkeerswegen overeenkomstig M-, P- en C-verlichtingsklassen
Onderhoudsfactor van de gemiddelde luminantie op de rijbaan, die nooit mag worden onderschreden.
Onderhoudsfactor van de gemiddelde verlichtingssterkte op de rijbaan, die nooit mag worden onderschreden.
Onderhoudsfactor van de minimale verlichtingssterkte op de rijbaan.
Algemene gelijkmatigheid, verhouding van de laagste luminantie (resp. verlichtingssterkte) tot het gemiddelde op de rijbaanoppervlakte.
Langsgelijkmatigheid, verhouding van de laagste tot de hoogste luminantie op de middellijn van een rijstrook.
Drempelwaardeverhoging, maat voor het verlies aan zichtbaarheid van een voorwerp ten gevolge van fysiologische verblinding door te felle armaturen.
Verlichtingssterkte in de omgeving ter verbetering van de ruimtelijke oriëntatie, opdat de zones naast de rijbaan, indien deze niet zelf worden verlicht, eveneens zichtbaar zijn.
overeenkomstig de verlichtingsklassen P, HS, SC en EV
In de EN 13201-2 wordt de voetgangersoversteekplaats in de bijlage behandeld en tegelijkertijd wordt er verwezen naar de nationale standaards van de afzonderlijke landen. Voor Duitsland is het opvolgen van de richtlijnen voor het aanbrengen en de uitrusting van voetgangersoversteekplaatsen (R-FGU 2001) en de DIN 67523 „Beleuchtung von Fußgängerüberwegen (Teken 293 van de Straßenverkehrsordnung StVO) met extra verlichting noodzakelijk: Wanneer de aanwezige straatverlichting niet voldoet aan de in de normen vereiste waarden, dan moet een extra, permanente verlichting worden gerealiseerd. Voor de uniforme beoordeling van de verlichting van voetgangersoversteekplaatsen wordt een rechthoekig horizontaal beoordelingsveld gedefinieerd.
De verlichting moet de voetgangersoversteekplaats en de aangrenzende wachtzones ´´vanuit de betreffende rijrichting´´ verlichten – een verlichting rechtstreeks boven de middenas van de oversteek is niet toegestaan. Een lichtkleur die afwijkt van de algemene straatverlichting verhoogt de opmerkzaamheid. In tegenstelling tot straatverlichting mag de verlichting van de voetgangersoversteekplaats niet worden uitgeschakeld wanneer het donker is. 100 m voor en achter de voetgangersoversteekplaats moet de straat minimaal een luminantie van 0,3 cd/m² vertonen. Het niveau van de aanwezige straatverlichting dient eventueel in gelijke mate te worden verhoogd. De verlichtingsinstallatie van voetgangersoversteekplaatsen moet onafhankelijk kunnen worden geschakeld.