Natuurlijke lichtbronnen zoals de zon en de maan beïnvloeden zowel de biologische activiteit van planten en micro-organismen als de instincten van mensen en dieren. In het donker dient het maanlicht als navigatiehulp voor dieren en dan vooral voor insecten die duidelijk de meest soortenrijke klasse vormen. De wisseling tussen licht en donker, de richting van de lichtinval en het ritme van het licht in de vorm van de duur van het dagelijkse lichtgebruik zijn ook bepalend voor het leven van organismen.
Kunstmatig licht, met name dat met een hoog blauw lichtgehalte, heeft een aantrekkingskracht op dieren, vooral op insecten en vogels. Het kan het natuurlijke levensritme ernstig verstoren. De gevolgen kunnen zeer ingrijpend zijn: aantasting van de voortplanting en het foerageergedrag en zelfs sterfte van dieren in de omgeving van kunstmatige lichtbronnen. Licht mag geen stoorfactor voor het natuurlijke evenwicht zijn, om negatieve invloeden op het gehele ecosysteem tot een minimum te beperken. Om tegelijkertijd recht te doen aan het wezenlijke belang van verlichting die zorgt voor veiligheid en herkenning, ligt de nadruk op verantwoorde buitenverlichting. Deze verlicht de ruimten waarin we leven en voorkomt negatieve invloeden op dieren, zowel in gebieden met natuur als in een stedelijke omgeving.
Voor een verantwoorde buitenverlichting die het nachtelijke leven beschermt, zijn de volgende richtlijnen van belang als basis voor een ecologisch en economisch evenwichtige planning:
Elk licht dient een helder doel te hebben en verenigbaar te zijn met het karakter van de omgeving (natuurgebieden, woongebieden, binnenstedelijke gebieden, industriegebieden)
Het licht moet bovendien alleen daar gericht worden, waar het nodig is, rekening houdend met de relevante voorschriften
Het licht moet niet feller zijn dan nodig en in een op de behoefte afgestemde besturing zijn geïntegreerd
Verblinding, optredend strooilicht en lichtuitstraling naar de zijkanten en boven de armaturen moeten worden vermeden
Vooral in gebieden nabij de natuur moeten indien mogelijk dichtbij de grond en afgeschermde lichtpunten worden gepland en geplaatst
Gebruik indien mogelijk warme lichtkleuren - 3000 Kelvin of lagere kleurtemperaturen in verband met het lagere gehalte aan blauw licht
Het binnendringen en dus het sterven van insecten in armaturen kan door een zo hoog mogelijke classificatie van de armatuur worden voorkomen
De oppervlaktetemperatuur van de armaturen moet zo laag mogelijk zijn – het vermijden van onnodige warmtestraling beschermt de fauna
Om de aantrekkingskracht van het licht op dieren, vooral op insecten te verminderen, is het raadzaam om het blauwe lichtgehalte te reduceren. BEGA armaturen zijn in het algemeen met een kleurtemperatuur van 3000 kelvin uitgerust.
Veel BEGA armaturen worden al seriematig tevens met een kleurtemperatuur van 2700 of 2200 kelvin aangeboden – op verzoek leveren we nagenoeg elke armatuur ook in andere kleurtemperaturen.
Zichtbaarheid van de golflengtes van het licht door: 🟢 insecten (nachtactief) 🟠 mensen
Om ecologisch efficiënte lichtoplossingen te realiseren, moeten onnodige lichtemissies worden vermeden. Tegelijkertijd moeten de ruimten waarin we leven adequaat worden verlicht. Daar staat tegenover dat architectuur vaak een bijzondere culturele, historische, heemkundige of architectonische waarde en betekenis heeft. Daarom worden veel bouwwerken ook in het donker, oftewel in de avonduren, als ruimtelijk herkenbare ijkpunten gepresenteerd.
Dark Sky
Armaturen voor omgevingen dicht bij de natuur
BEGA BugSaver ®
Natuurvriendelijk licht ter bescherming van nachtactieve dieren